• IPA: /muɾ'θjεlaɣo/
  • mur·cié·la·go
  • Door metathesis ontstaan uit murciégalo, dat stamt van de Latijnse woordgroep mus (genitief muris - "muis") caeculus (het verkleinwoord van caecus, "blind").
enkelvoud meervoud
murciélago murciélagos

murciélago m

  1. (vleermuizen) vleermuis
    «Los murciélagos son los únicos mamíferos realmente capaces de volar.»
    Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die werkelijk in staat zijn te vliegen.