muntte uit
- Geluid: muntte uit (hulp, bestand)
- munt·te uit
vervoeging van |
---|
uitmunten |
muntte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitmunten
- Ik muntte uit.
- Jij muntte uit.
- Hij, zij, het muntte uit.
- Ik muntte uit.
- Het woord muntte uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.