Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mops·je
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] eponiem dat verwijst naar de naam van de schaapherder Mopsus, een personage dat in meerdere liedjes uit het boek voorkomt [1] [2] [3]
  • [B] afgeleid van  mops zn  met het achtervoegsel -je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord mopsje mopsjes

Zelfstandig naamwoord

  1. klein gebonden boekje (formaat A6/A7) met liedjes, die dames in de 17e en 18e eeuw bij zich konden dragen en die ook wel als cadeautje werden gebruikt
     Het genoemde Hoornse liedboek is weliswaar het oudst bewaard gebleven mopsje - steeds volgens Scheurleer - maar niet het allereerste.[4]

Zelfstandig naamwoord

het mopsjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord mops

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. mopsje op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “Algemeen letterkundig lexicon : mopsje” op dbnl.org  
  4.   Weblink bron
    Louis Peter Grijp
    De Rotterdamse Faem-Bazuyn. De lokale dimensie van liedboeken uit de Gouden Eeuw. in: Volkskundig bulletin, jrg. 18 (1992), p. 54