• mooi·zit·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mooizitten
zat mooi
mooigezeten
klasse 5 volledig

mooizitten

  1. onovergankelijk (van een dier) op de achterpoten zitten met opgericht lijf (met de bedoeling een beloning te krijgen)