monthly
- Geluid: monthly (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈmʌnθlɪ/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
monthly | monthlies |
monthly
- maandblad, maandschrift, een maandelijks tijdschrift
- «He reads one of the travel monthlies.»
- Hij leest een van de reismaandbladen.
- «He reads one of the travel monthlies.»
- (medisch), (informeel), (eufemisme) menstruatie, ongesteldheid
- [2]: menses, menstruation
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
monthly | more monthly | most monthly |
monthly
- maandelijks
- «The regional manager visits the office on a monthly basis.»
- De regiomanager bezoekt het kantoor op een maandelijkse basis.
- «The regional manager visits the office on a monthly basis.»
- a monthly newsletter
een maandelijks tijdschrift
monthly
- maand-, maandelijks
- «Most of us get paid monthly.»
- De meesten van ons krijgen maandelijks betaald.
- «Most of us get paid monthly.»
- pay monthly
maandelijks betalen