• Afgeleid van month met het achtervoegsel -ly.
enkelvoud meervoud
monthly monthlies

monthly

  1. maandblad, maandschrift, een maandelijks tijdschrift
    «He reads one of the travel monthlies
    Hij leest een van de reismaandbladen.
  2. (medisch), (informeel), (eufemisme) menstruatie, ongesteldheid
stellend vergrotend overtreffend
monthly more monthly most monthly

monthly

  1. maandelijks
    «The regional manager visits the office on a monthly basis.»
    De regiomanager bezoekt het kantoor op een maandelijkse basis.
  • a monthly newsletter
een maandelijks tijdschrift

monthly

  1. maand-, maandelijks
    «Most of us get paid monthly
    De meesten van ons krijgen maandelijks betaald.
  • pay monthly
maandelijks betalen