mogeleg
- mo·ge·leg
- Afkomstig uit het Nederduits
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | mogeleg | mogelegare | mogelegast |
o enkelvoud | mogeleg | |||
meervoud | mogelege | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
mogelege | mogelegare | mogelegaste |
mogeleg
- mogelijk, uitvoerbaar, realiseerbaar
- «Det er teknisk mogeleg.»
- Het is technisch mogelijk.
- «Det er teknisk mogeleg.»
- mogelijk, denkbaar
- «Nei, kan det vere mogeleg?»
- Nee, zou het echt mogelijk zijn?
- «Nei, kan det vere mogeleg?»
- [1]: gjennomførast
- [2]: tenkjeleg
- [2]: Det er mogeleg, men ikkje sannsynleg.
Het is mogelijk, maar niet waarschijnlijk.