moetend
- moe·tend
vervoeging van: | moeten |
verbogen vorm: | moetende |
moetend
- onvoltooid deelwoord van moeten
- ▸ Langzaam, langzaam, niet willend, niet durvend en toch moetend, keerde hij zijn hoofd naar het schuine raam.[1]
- Het woord moetend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “De onbekende uren.” (1961), Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels / Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, Amsterdam, p. 52