modulus
- mo·du·lus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | modulus | moduli modulussen |
verkleinwoord | - | - |
de modulus m
- vaste maat als basis voor de verhouding van de onderdelen, bv. in de bouw
- gietvorm
- grootheid waarmee de logaritmen uit een stelsel vermenigvuldigd moeten worden, om de overeenkomstige logaritmen van een ander stelsel te krijgen
- doorsnede van munten en gedenkpenningen
- Het woord modulus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "modulus" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be