minibar
  • mi·ni·bar
  • afgeleid van bar met het voorvoegsel mini-
enkelvoud meervoud
naamwoord minibar minibars
verkleinwoord minibarretje minibarretjes

de minibarv / m

  1. kleine koelkast op een hotelkamer met dranken en snack die een hotelgast tegen betaling kan gebruiken
    • De goedgevulde minibar was zeer uitnodigend, maar de prijslijst die erbij lag deed ons besluiten toch maar niets te gebruiken 
    • De indrukwekkende, hoge ruimte is ingericht met hotelmeubilair dat toch onderdak moest vinden tijdens de verbouwing. We krijgen een ‘kamernummer’, zitten naast de minibar, de hotellamp staat achter ons en de menukaart komt in een exemplaar van het Nieuwe Testament op tafel. Grappig, deze knipogen naar het hotel. Culinair is de hand van de meester goed te herkennen: de vlees- en visgerechten staan als ‘sidedishes’ op de menukaart – het draait hier om groenten. [1] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Petra Possel 12 februari 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be