Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ni·a·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleine geschilderde illustratie’ voor het eerst aangetroffen in 1612 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord miniatuur miniaturen
verkleinwoord miniatuurtje miniatuurtjes

Zelfstandig naamwoord

de miniatuurv

  1. Een model, een hanteerbare weergave. In het geval van een miniatuur: een verkleinde weergave.
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen