minaret
- mi·na·ret
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toren van een moskee’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | minaret | minaretten |
verkleinwoord | minaretje | minaretjes |
- Het woord minaret staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "minaret" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "minaret" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ minaret op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: minaret (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
- Uit het Frans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
minaret | minarets |
minaret
- mi·na·ret
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
minaret | le minaret | minarets | les minarets |
minaret m