mime
- mi·me
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebarenspel’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mime | mimen mimes |
verkleinwoord | - | - |
- (toneel) een theatervorm waarin de acteur een situatie of verhaal uitbeeldt met zijn lichaam; handen, mimiek en lichaamstaal. Eventueel worden er geluidseffecten of achtergrondmuziek gebruikt
- gebaar om iets uit te drukken
vervoeging van |
---|
mimen |
mime
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mimen
- Ik mime.
- gebiedende wijs van mimen
- Mime!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mimen
- Mime je?
- aanvoegende wijs van mimen
- Het woord mime staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mime" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mime" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mime op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
mimar |
mime