Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mie·tert weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegmieteren

mietert (…) weg

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
    • Jij mietert weg. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
    • Hij mietert weg. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegmieteren
    • Mietert weg! 
    • Die laatsten krijgen een apart adres waarnaar ze naar hartelust mogen spammen, en 'Thunderbird' mietert dat na 7 dagen zelf weg. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen