Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mie·ter·den weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegmieteren

mieterden (…) weg

  1. meervoud verleden tijd van wegmieteren
    • Wij mieterden weg. 
    • Jullie mieterden weg. 
    • Zij mieterden weg. 
    • Na af­loop mie­ter­den we die num­mers ge­woon weg, om de vol­gen­de week op­nieuw te be­gin­nen. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen