mieterde weg
- Geluid: mieterde weg (hulp, bestand)
- IPA: / ˌmitərdəˈwɛx / (4 lettergrepen)
- mie·ter·de weg
vervoeging van |
---|
wegmieteren |
mieterde weg
- enkelvoud verleden tijd van wegmieteren
- Ik mieterde weg.
- Jij mieterde weg.
- Hij, zij, het mieterde weg.
- Áls ik vroeger al stukken kreeg, dan mieterde ik ze weg of raakte ze kwijt. [1]
- Ik mieterde weg.
- Het woord 'mieterde weg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Haas, J. de & C. Sanders"Bouwen of betalen!" in: De Telegraaf jrg. 99 nr. 32188 (20 juli 1991); p. 13 kol. 5; geraadpleegd 2018-10-04