middagslaap
- Geluid: middagslaap (hulp, bestand)
- mid·dag·slaap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | middagslaap | middagslapen |
verkleinwoord | middagslaapje | middagslaapjes |
de middagslaap m
- een dutje in de middaguren; een kort slaapje in de periode tussen 12.00 uur 's-middags en 81.00 uur 's-avonds
- Het woord middagslaap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
- ↑ Weblink bron Bert Janssen“Afscheidsgroet voor Hans Erbrink (80) uit Wierden: met zang naar crematorium” (5 jun. 2020), Tubantia