meuzelen
meu·ze·len
- frequentatief gevormd uit muizen met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
meuzelen |
meuzelde |
gemeuzeld |
zwak -d | volledig |
meuzelen
- smakelijk eten met kleine stukjes tegelijk
- Ze meuzelde de hele dag, maar liet het avondeten staan.
- Het woord 'meuzelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.