meubelverkoper
- meu·bel·ver·ko·per
- samenstelling van meubel zn en verkoper zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meubelverkoper | meubelverkopers |
verkleinwoord |
de meubelverkoper m
- (beroep) iemand die meubels aan gebruikers verkoopt
- (economie) bedrijf dat meubel aan gebruikers verkoopt
- ▸ Kamprad werd vorig jaar in een boek van een oud-manager afgeschilderd als een dictator die een sekte bestierde. Ikea is de grootste meubelverkoper ter wereld, met 280 winkels in 26 landen.[1]
- ▸ In grote delen van het centrum van Berlijn hadden de huurpanden winkels op de begane grond, dat kon van alles zijn, van levensmiddelen en kleine naaiateliers tot antiquairs, groentemannen en meubelverkopers, groot en klein door elkaar heen zonder enig systeem, behalve in grote winkelstraten zoals de Leipziger Strasse.[2]
- Het woord meubelverkoper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Ikea open over winstcijfers” (Vrijdag 1 oktober 2010), NOS
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691