Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·ta·fy·si·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘leer van het bovenzinnelijke’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
  • afgeleid van fysica met het voorvoegsel meta- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord metafysica -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de metafysicav

  1. de wijsgerige leer die niet de werkelijkheid onderzoekt zoals ze ons gegeven wordt uit zintuiglijke ervaring, maar op zoek gaat naar het wezen van die werkelijkheid en wat haar constitueert
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen