Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mest·koe
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mestkoe mestkoeien
verkleinwoord mestkoetje mestkoetjes

Zelfstandig naamwoord

de mestkoev / m

  1. runderen die men houdt voor het vlees; runderen die men vetmest
  2. runderen waarvan men de mest op een nuttige manier weet te gebruiken
    • `Bestrijd CO2-uitstoot met mestkoeien`: Rotterdam. Koeien zijn helemaal niet slecht voor het milieu. Mest mag dan een belangrijke bron van CO2-uitstoot zijn, volgens de werkgroep Groen Gas van Energietransitie kan het ook gebruikt worden voor de productie van biogas - door vergisting - en daarmee klimaatverandering juist tegengaan. [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen