• men·sen·dieck
enkelvoud meervoud
naamwoord mensendieck -
verkleinwoord - -

het mensendiecko

  1. (medisch) een behandelmethode vernoemd naar Bess Mensendieck, die in het begin van de 20e eeuw een systeem van oefeningen ontwikkelde gericht op het behandelen van klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat en spiergebruik gericht op vitaliteit
vervoeging van
mensendiecken

mensendieck

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mensendiecken
    • Ik mensendieck. 
  2. gebiedende wijs van mensendiecken
    • Mensendieck! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mensendiecken
    • Mensendieck je?