Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meld af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afmelden

meld af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmelden
    • Ik meld af. 
  2. gebiedende wijs van afmelden
    • Meld af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmelden
    • Meld je af? 


Gangbaarheid