meetwagen
  • meet·wa·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord meetwagen meetwagens
verkleinwoord meetwagentje meetwagentjes

de meetwagenm

  1. (vracht)auto met meetapparatuur
    • Ze komen nu eerst met een meetwagen om uit te vinden waar het probleem zit. Die meetwagen moet worden ingepland, daar hebben ze er niet zoveel van, dus het kan een paar dagen duren. [2] 
    • Netbeheerder Enexis onderzoekt of het mogelijk is speurhonden in te zetten die kortsluiting in een elektriciteitskabel kunnen opsporen. Nu nog moet een meetwagen uitrukken om de storing te lokaliseren en dat kost veel tijd, aldus een woordvoerder van Enexis donderdag. [3] 
    • De ANWB onderzocht de veiligheid van de provinciale wegen zelf de laatste jaren met een speciale meetwagen. Daarbij is met name gekeken naar de inrichting van de wegen. [4] 
89 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]