meespelen
- mee·spe·len
- samenstelling van mee bw en spelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
meespelen |
speelde mee |
meegespeeld |
zwak -d | volledig |
meespelen
- inergatief deelnemen aan een spel of wedstrijd
- De topscorer kon die wedstrijd wegens een blessure niet meespelen.
- absoluut mede een rol spelen in de gebeurtenissen
- Er speelde mee dat men angst had voor een inval van het buurland.
- Het woord meespelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meespelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be