• mee·ko·ken

meekoken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meekoken
kookte mee
meegekookt
zwak -t volledig
  1. een ingrediënt samen met andere delen van het gerecht in één pan koken
    • Doe dan de mihoen erbij, duw de mihoen helemaal onder en laat zo’n vier minuten meekoken. [2] 
    • Schil de aardappels en de knolselderij. Snijd in even grote blokken en kook (bijvoorbeeld in een verhouding van 80-20) gaar. Laat in de laatste 8 minuten een paar eieren meekoken. [3] 
  2. anderen betrekken bij het maken van de maaltijd
    • "Het helpt ook om met z'n allen aan tafel te eten. Laat kinderen ook meekoken. Ik heb zo´n box. Laat ze raden wat er in zit, betrek ze bij het eten maken en koken." [4] 
    • Varieer en zorg voor fun in de keuken. Laat je kinderen meekoken of maak foto’s van je gerechten. Experimenteer met kleuren, seizoensgroenten... [5] 
96 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Chickslovefood 07-03-18 Kokossoep met kip
  3. Het Parool NIENKE DENEKAMP 17 NOVEMBER 2012 Thuiseten: Snijbiet op niveau
  4. De Telegraaf 06 jan. 2016 Zo laat je je kind gezond eten
  5. Tubantia Inge Stiers 02-04-18 'Twee weken zonder suiker en je smaak is gereset'
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be