meegenoten
- Geluid: meegenoten (hulp, bestand)
- mee·ge·no·ten
- vervoeging van meegenieten: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ie-oo (IPAː /iː/ - /oː/) (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling van mee bw en genoten ww
vervoeging van |
---|
meegenieten |
meegenoten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meegenieten
- ...dat wij meegenoten.
- ...dat jullie meegenoten.
- ...dat zij meegenoten.
- ...dat wij meegenoten.
- voltooid deelwoord van meegenieten
- Het woord meegenoten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.