• ge·no·ten
vervoeging van
genieten

genoten

  1. meervoud verleden tijd van genieten
    • Wij genoten. 
    • Jullie genoten. 
    • Zij genoten. 
     Een aantal jongens had voor vertrek magic mushrooms genomen om de nacht nog magischer te maken. Ze genoten van hun psychedelische trip en vertelden uitgebreid over alle mooie kleuren die ze zagen.[1]
vervoeging van: genieten…
verbogen vorm: genotene

genoten

  1. voltooid deelwoord van genieten

de genotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord genoot
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers