• mee·drij·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meedrijven
dreef mee
meegedreven
klasse 1 volledig

meedrijven

  1. ergatief drijvend meegevoerd worden
    • Het bootje was losgeslagen van zijn anker en met de sterke stroming meegedreven.