• mee·be·ta·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meebetalen
betaalde mee
meebetaald
zwak -d volledig

meebetalen

  1. inergatief ~ aan: een aandeel leveren aan de betaling
    • Hij hoefde daaraan niet mee te betalen.