medeverantwoordelijkheid

  • me·de·ver·ant·woor·de·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord medeverantwoordelijkheid medeverantwoordelijkheden
verkleinwoord

de medeverantwoordelijkheidv [1]

  1. samen met anderen aansprakelijk zijn voor bepaalde zaken
    • De HHS?-oprichter wikt en weegt. Een plek in de raadzaal betekent ook medeverantwoordelijkheid, zegt hij. „En dan moet je ook meebeslissen over onderwerpen die je niet interessant vindt.” Terwijl hij met het onlineplatform HHS? gewend is zijn eigen thema’s en acties te kiezen. „We hebben op die manier al veel beweging veroorzaakt en mensen bij elkaar gebracht.” [2] 
    • In zijn tweets valt Paul Wilders zijn broer regelmatig af. Zo bood hij in december zijn verontschuldigingen aan voor de gemanipuleerde foto van Angela Merkel die Geert verstuurde. Op de foto is de Duitse bondskanselier te zien met bebloede handen, wat op haar medeverantwoordelijkheid bij de aanslag op de kerstmarkt in Berlijn moest wijzen. [3] 
    • Er is nog heel veel werk te verzetten bij FC Twente. Ook daarom willen we de ervaring, kennis en expertise van Verbeek breder inzetten en gaat hij ook de rol van technisch manager vervullen. In de rol van technisch manager krijgt hij medeverantwoordelijkheid over het aan- en verkoopbeleid, de scouting en de jeugdopleiding, in samenwerking met de huidige directie.” [4]