Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·de·deel·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mededeelzaamheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mededeelzaamheidv

  1. de bereidheid om te vertellen over zaken die nog verborgen zijn
     Blij met Bergsma's mededeelzaamheid drukte hij zich tegen de toren om de massa te voelen.[2]
     Er lijkt nog altijd geen spoor van hem te zijn; de mededeelzaamheid van autoriteiten en het Fonds beperkt zich ertoe dat het onderzoek gaande is. Hij is op internationale opsporingslijsten geplaatst.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron “Meeste geld cultuurfonds-fraude opgespoord” (6 juni 2009), Het Parool