Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·dail·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord medaillist medaillisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de medaillistm

  1. (sport) iemand die tijdens een sportwedstrijd een medaille heeft gewonnen
    • Als achtste starter in summum van het vijfsterren concours was de strategie van Schröder duidelijk. ,,Ik wist dat er nog een aantal hele snelle, mogelijk snellere combinaties achter mij kwamen. Het plan was dan ook gewoon een strakke ronde te rijden.” De meervoudig Olympisch medaillist voegde daad bij woord en klokte een tijd die uiteindelijk goed zou zijn voor de vierde plaats. [1] 
    • Zijn meest aansprekende prestatie op deze discipline zette de neoprof van Rabobank neer in de Dauphiné Libéré, waar hij knap vierde werd over een afstand van ruim 53 kilometer. Inderdaad een goede graadmeter, maar bij het NK tijdrijden moest hij vijf man voor zich laten. Naast Westra waren dat Lars Boom, Niki Terpstra, Maarten Tjallingii en Stef Clement. Vooral de laatste (bronzen medaillist WK 2007) was ‘not amused’ dat de jongeling boven hem werd verkozen. [2] 

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tubantia 26-07-15 Gerco Schröder uit Tubbergen vierde in GP Londen
  2. De Telegraaf MARCEL TOERING 20 sep. 2012 Van Vliet: Dit is onverwacht
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be