Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mat·te af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afmatten

matte af

  1. enkelvoud verleden tijd van afmatten
    • Ik matte af. 
    • Jij matte af. 
    • Hij, zij, het matte af. 
  2. aanvoegende wijs van afmatten


Gangbaarheid