matie
- ma·tie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | matie | maties |
verkleinwoord |
de matie m
- (informeel) vriend
- ▸ Toch wekten de heren voldoende vertrouwen om werk binnen te slepen, waarbij het niet aankwam op overredingskracht, maar op de geboden prijs. ,,Hey, matie, ai klien joer hous for koed prais.’’[2]
- Het woord 'matie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "matie" herkend door:
20 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ matie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Drama met klusterroristen” (19-04-2014), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be