materialiseren
- ma·te·ri·a·li·se·ren
- afgeleid van het Franse matérialiser (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
materialiseren |
materialiseerde |
gematerialiseerd |
zwak -d | volledig |
materialiseren [2]
- wederkerend zich ~: veranderen in een stoffelijke gedaante
- Het woord materialiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.