Nederlands

 
materiaalwagen
Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·te·ri·aal·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord materiaalwagen materiaalwagens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de materiaalwagenm

  1. (wielrennen) auto waarin men reserveonderdelen en gereedschap vervoert die voor een bepaalde activiteit noodzakelijk zijn
     Vijf kilometer verder voltrekt zich een klein wonder, als hij de neutrale materiaalwagen ziet.[1]
     De Nieuw-Zeelander reed in de voorjaarsklassieker in de kopgroep toen hij werd aangereden door een neutrale materiaalwagen. Hij brak zijn sleutelbeen op meerdere plaatsen en kon maandenlang niet in actie komen.[2]
     De chauffeur van de bewuste materiaalwagen zag niet dat een auto van FDJ was gestopt om Chavanel, die een lekke band had, bij te staan. De materiaalwagen knalde vol op de FDJ-auto, waarna die auto vooruit schoot en vervolgens Chavanal aanreed.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Léon de Kort
    “ELke Dag een uur” (2015), Nieuw Amsterdam  , ISBN 9789046820216
  2.   Weblink bron “Aangereden Sergent beëindigt loopbaan” (Vrijdag 22 juli 2016, 15:16), NOS
  3.   Weblink bron “Volgauto's jagen renners stuipen op het lijf” (Zondag 5 april 2015, 17:28), NOS