masochist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·so·chist
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van Leopold von Sacher-Masoch (1836-’95) met het achtervoegsel -ist[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | masochist | masochisten |
verkleinwoord | masochistje | masochistjes |
Zelfstandig naamwoord
de masochist m
- iemand die aan masochisme lijdt of doet
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord masochist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "masochist" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be