mariachi
  • ma·ri·a·chi
  • uit het Spaans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mariachi mariachi's
verkleinwoord

de mariachim

  1. (muziek) een Mexicaans (straat)orkest bestaande uit minstens twee violen, twee trompetten, gitaar of vihuela, gitarron en zangers
     De allerlaatste Kever werd begeleid door een Mexicaanse mariachi-band[2]
     Een aantal criminelen heeft verkleed als muzikanten van een traditionele mariachiband een bloedbad aangericht in Mexico-Stad. Ze schoten vijf mensen dood, acht mensen raakten gewond.[3]
  2. (muziek) Mexicaans muziekgenre
     Het incident gebeurde zaterdagavond op het Plaza Garibaldi in de hoofdstad van Mexico. Dat plein geldt als het hart van de mariachimuziek en is bij toeristen erg geliefd.[4]
  1. mariachi op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Allerlaatste Kever rolt van de band” (11-07-2019), NOS
  3.   Weblink bron “'Muzikanten' schieten op publiek in Mexico-Stad” (16-09-2018), NOS
  4.   Weblink bron “Moordende Mexicaanse mariachi-muzikanten” (17 september 2018), Reformatorisch Dagblad