• ma·re·ritt
  • Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamwoorden mare en ritt
Naar frequentie 2118
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mareritt     marerittet     mareritt     mareritta
marerittene  
genitief   mareritts     marerittets     mareritts     marerittas
marerittenes  

mareritt, o

  1. nachtmerrie
  2. (figuurlijk) een afgrijselijke conditie of ervaring
    «Den reisen var et eneste mareritt
    De reis was slechts een nachtmerrie.

mareritt, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van mareritt


  • ma·re·ritt
  • Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamwoorden mare en ritt
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mareritt     marerittet     mareritt     mareritta  

mareritt, o

  1. nachtmerrie
  2. (figuurlijk) een afgrijselijke conditie of ervaring

mareritt, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van mareritt