mantelzorger
- man·tel·zor·ger
- afgeleid van mantelzorg met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mantelzorger | mantelzorgers |
verkleinwoord | mantelzorgertje | mantelzorgertjes |
de mantelzorger m
- (beroep) de gever van mantelzorg, een familielid, vriend, kennis of buur die zorg geeft aan een chronisch zieke, gehandicapte en hulpbehoevende.
- Overheid overschat mogelijkheden familie als mantelzorger [2]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord mantelzorger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.