Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·tel·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord manteluur manteluren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het manteluuro

  1. tijd die iemand vrijgesteld wordt van zijn werk om mantelzorg te leveren

Gangbaarheid