Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ni·chee·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Latijnse Manichaei, een afleiding van Mani, de stichter van deze religie.
enkelvoud meervoud
naamwoord manicheeër manicheeërs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de manicheeërm

  1. (religie), (filosofie) een aanhanger van de oosterse openbaringsreligie die opgericht was door Mani
Verwante begrippen

Gangbaarheid