Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [A]: man·chet·je
  • [B]: man·che·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de manchetjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord manchet

Zelfstandig naamwoord

de manchetjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord manche
Synoniemen

Gangbaarheid