Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mag·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gesmolten massa in de aarde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord magma -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het magmao

  1. (geologie) gesmolten ondergronds gesteente
    • Onder een vulkaan bevindt zich een holte gevuld met magma. 
  2. (wiskunde) een basale algebraïsche structuur, bestaande uit een niet-lege verzameling, die is uitgerust met een enkele gesloten binaire operatie, M × M → M, waaraan geen andere axioma's opgelegd zijn

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen