• ma·da·me
enkelvoud meervoud
naamwoord madame madames
mesdames
verkleinwoord - -

de madamev

  1. mevrouw, aanspreekvorm voor een dame (soms ironisch gebruikt om aan te geven dat een vrouw of meisje zich te deftig voordoet)
    • Ivanovna!’ Hij bracht zijn benen in de derde danspositie, neeg het hoofd en zette de hand van madame Loezina aan zijn lippen. Maar net toen hij zich opmaakte madame een lange, kleverige blik toe te werpen, kwam haar man Pavel Petrovitsj uit de deuropening geslopen. [1]

naar de vorm, ook aan het Frans ontleend:

91 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]


  • ma·dame
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  madame     la madame     mesdames     les mesdames  

madame v

  1. mevrouw