machteloosheid
- mach·te·loos·heid
- afgeleid van machteloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | machteloosheid | machteloosheden |
verkleinwoord |
de machteloosheid v
- het machteloos zijn
- De machteloosheid van de ouders die hun zieke kind niet konden helpen was schrijnend om de aan te zien.
- Het woord machteloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.