maatschappijcriticus
- maat·schap·pij·cri·ti·cus
- samenstelling van maatschappij zn en criticus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maatschappijcriticus | maatschappijcritici |
verkleinwoord |
de maatschappijcriticus m
- iemand die kritiek heeft op het functioneren van de samenleving
- ▸ Voor de arts en maatschappijcriticus Bernard Mandeville (1670-1733) is de mens van nature behept met ondeugden als afgunst, ijdelheid, bedrog, hebzucht en onkuisheid. Kundige bestuurders kunnen die ondeugden echter dienstbaar maken aan de samenleving.[1]
- ▸ Al tijdens zijn leven is er sprake van een ”Foucaulteffect”. Hij wordt een idool en krijgt allerlei etiketten opgeplakt: revolutionair historicus, genealoog van de moderne macht, niet-marxistisch maatschappijcriticus, wetenschapsvernieuwer, ontmaskeraar van het subject, analyticus van de (laat)moderne tijd, bevrijder van seksualiteit en lichaam, homo-emancipator, nieuwelevensstijlfilosoof. Ook nu is dat nog volop aan de orde. De studies die een beroep op hem doen zijn bijna ontelbaar.[2]
- Het woord maatschappijcriticus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Drs. J. Kruidenier“Ondeugd die tot welvaart leidt” (18 oktober 2006), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Jacob Kruidenier“Foucaults analyses zijn van blijvende betekenis” (10 mei 2013), Reformatorisch Dagblad