Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maal af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afmalen

maal (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmalen
    • Ik maal af. 
  2. gebiedende wijs van afmalen
    • Maal af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmalen
    • Maal je af? 

Gangbaarheid