maakten vast
- Geluid: maakten vast (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmaktə(n) ˈvɑst / (3 lettergrepen)
- maak·ten vast
- uit maakten (werkwoord) en vast (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
vastmaken |
maakten (…) vast
- meervoud verleden tijd van vastmaken
- Wij maakten vast.
- Jullie maakten vast.
- Zij maakten vast.
- Wij maakten vast.
- Het woord maakten vast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.