maakten uit
- Geluid: maakten uit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmaktə(n) ˈœyt / (3 lettergrepen)
- maak·ten uit
vervoeging van |
---|
uitmaken |
maakten (…) uit
- meervoud verleden tijd van uitmaken
- Wij maakten uit.
- Jullie maakten uit.
- Zij maakten uit.
- Wij maakten uit.
- Het woord maakten uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.